id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33272 | raapzaadolie | raapsmout: ropsmā.t (Halen) | De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5 |
19057 | raar, vreemd | aardig: ook materiaal znd 8, 045 oidich (Halen), vies: ook materiaal znd 19a, 003 vis (Halen), vreemd: dīə ɛs hi vrømt (Halen) | Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)] || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)] III-1-4 |
33577 | radijs | radijs: radēs (Halen) | [ZND 41 (1943)] I-7 |
18167 | rafel | fringel: frengelen (Halen), kettel: kettelen (Halen) | Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)] III-1-3 |
19576 | ragebol | halve maan: halefmuwən (Halen), m. mv. b\\st\\ls zeer lange steel. Wordt gebruikt om vensters op een hoge afstand te kuisen haləfmuən (Halen), vegenshoofd: vɛ̄gəshyət (Halen) | borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1 |
19977 | rammelaar | rijder: rēͅər (Halen) | rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1 |
33578 | rammenas | rammenas: rammenets (Halen) | [ZND 41 (1943)] I-7 |
18413 | rand van een hoed | kant: kant (Halen), rand: rand (Halen) | luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3 |
20515 | ranzig | bedorven: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m (bedurft) (Halen) | garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3 |
33207 | rapen | rapen: rāpǝ (Halen) | De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5 |