id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34461 | roepwoord voor de jonge geit | harree jo: harējǫ (Halen), harree mannetje: harē męnǝkǝ (Halen), kom jo: kǫjǫ (Halen) | [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12 |
34217 | roepwoord voor de stier | kom kom kom: kǫm kǫm kǫm (Halen), kom mannetje kom: kǫm męnǝkǝ kǫm (Halen) | [N 3A, 13] I-11 |
20819 | roeren | roeren: ruren (Halen) | In de soep roeren. [ZND 41 (1943)] III-2-3 |
32976 | rogge | koren: [koren] (Halen) | Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4 |
20760 | roggebrood | zwart brood: zwät brūət (Halen) | zwart brood [ZND 01u (1924)] III-2-3 |
18314 | rok als bovenkledingstuk | rok: roͅk (Halen) | rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)] III-1-3 |
18320 | rok van grove stof | lakenrok: lakeroͅk (Halen) | rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)] III-1-3 |
18284 | rok: algemeen | rok: rauk (Halen), roͅk (Halen) | rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)] III-1-3 |
32834 | rollen | draaien: druǝ (Halen), rollen: rǫlǝ (Halen), wellen: wɛlǝ (Halen) | De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-11, I-2 |
21647 | rolletje munten | poep: ps. omgespeld volgens Frings. ən pup fraŋks ... (Halen) | rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)] III-3-1 |