21623 |
biljet van honderd frank |
briefje van honderd:
ps. omgespeld volgens Frings.
brefkə van oͅndərt (P048p Halen),
briefje van honderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
brefkə van 100 F (P048p Halen),
brefkə van oͅndərt fraŋ (P048p Halen)
|
100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21620 |
biljet van twintig frank |
briefje van twintig:
ps. omgespeld volgens Frings.
brefkə van twentəx (P048p Halen),
briefje van twintig frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
brefkə van 20 F (P048p Halen),
brefkə van twentəx fraŋ (P048p Halen)
|
20 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21640 |
biljet van vijfhonderd frank |
briefje van vijfhonderd:
ps. omgespeld volgens Frings.
brefkə van vēͅfoͅndərt (P048p Halen),
briefje van vijfhonderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
brefkə van 500 F (P048p Halen),
brefkə van vēͅfoͅndərt fraŋ (P048p Halen)
|
500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21639 |
biljet van vijftig frank |
briefje van vijftig:
ps. omgespeld volgens Frings.
brefkə van feͅftəx (P048p Halen),
briefje van vijftig frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
brefkə van 50 F (P048p Halen),
brefkə van feͅftəx fraŋ (P048p Halen)
|
50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
billen:
belǝ (P048p Halen),
belǝn (P048p Halen)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
29408 |
binder |
binder:
beŋǝr/beŋstǝr (P048p Halen)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbīǝr (P048p Halen),
binnenbeer (P048p Halen)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
33348 |
binnendeur tussen stal en schuur |
schuurdeur:
[schuur]dø̜i̯r (P048p Halen),
voederstaldeur:
vui̯ǝrstaldø̄r (P048p Halen)
|
De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c]
I-6
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
middeldeur:
mø̜dǝldø̄r (P048p Halen),
voederstaldeur:
vui̯ǝrstaldø̄r (P048p Halen)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
bonnet grecje (<fr.):
bonəgreͅkskə (P048p Halen),
pots:
poͅts (P048p Halen)
|
mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|