e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Halen

Overzicht

Gevonden: 2815
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopjurkje doopkleed: du.əpkli.ət (Halen), duəpkliət (Halen), doopkleedje: duwəpklijəkə (Halen) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] III-2-2, III-3-3
doopmutsje doopkapje: duwəpkapkə (Halen), doopmuts: duəpməts (Halen) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopvont doopvont: doeëpfènt (Halen), du.əpfoͅnt (Halen) doopvont [RND] || Doopvont. [ZND 01u (1924)] III-3-3
doordeweekse (werk)schort voorschoot van de week: vərsXuwət və də weͅik (Halen) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren `s werkendaagse kleren: sweͅrkəndagsə kliərə (Halen), werkkleren: weͅrəklijərə (Halen) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doorschieter wilde struik: welǝ struk (Halen) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
dopen dopen: du.əpə (Halen, ... ), e kind doepen (Halen), soppen: soͅpə (Halen) doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Een kind dopen. [ZND 23 (1937)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] III-2-3, III-3-3
doperwten krombekken: krumbeͅkə (Halen), peulerwten: pōleͅtə (Halen) [Goossens 1b (1960)] I-7
dorsbed aanleggen aanleggen: ɛ̜̯nlęgǝ (Halen) Het aanleggen van de laag schoven op de dorsvloer; zie de toelichting bij het lemma dorsbed, laag schoven op de dorsvloer (6.1.16). Het object van de handeling is steeds het ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' van het vorige lemma. [N 14, 17b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
dorsbed, laag schoven op de dorsvloer brei: brɛ̄ (Halen) Voordat men begint te dorsen moeten de schoven op de dorsvloer uitgespreid worden. Meestal worden twee lagen schoven, met de koppen (aren) naar elkaar toe gekeerd, in het midden van de dorsvloer, uitgespreid. In dit lemma staan de benamingen van een dergelijke laag schoven bijeen. [N 14, 20; JG 1a, 1b; L 32, 103; monogr.] I-4