24939 |
drijfzand |
loopzand:
loopzand (P048p Halen)
|
loopzand [N 27 (1965)]
III-4-4
|
34333 |
drinken bij de zeug |
zuigen:
zøgǝ (P048p Halen),
zuiken:
zø̜̄kǝ (P048p Halen)
|
Het zuigen of drinken bij de zeug, gezegd van de big. [N 19, 21a]
I-12
|
19574 |
drinkglas |
pint:
pent (P048p Halen, ...
P048p Halen),
o. mv. pent\\
pent (P048p Halen)
|
drinkglas [RND] || drinkglas zonder voet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19562 |
drinkglas met voet |
glas:
glas (P048p Halen),
kapper:
bepaalde inhoud
kapper (P048p Halen),
m mv. kap\\rs
kapər (P048p Halen)
|
drinkglas met een voet (kapper, kopper(tje)) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
poel:
pul (P048p Halen)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
20564 |
droesem |
dik:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
dik (P048p Halen)
|
droesem [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
34236 |
droge koe |
muntige koe:
møntegǝ kui̯j (P048p Halen)
|
Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73]
I-11
|
33701 |
droge plekken in moeras |
bult:
bølt (P048p Halen),
heibult:
hēǝbølt (P048p Halen)
|
Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9]
I-8
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
besterven:
bǝstęrvǝ (P048p Halen)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
20635 |
dronken |
een stuk in zijn botten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
ə stijk eͅn zən boͅtə (P048p Halen),
schijtzat:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
šxētsat (P048p Halen),
zat:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
zat (P048p Halen),
zo zat als een varken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
zūe zat as ə värəkə (P048p Halen)
|
dronken [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|