18165 |
genezen |
beter:
beeter (P048p Halen)
|
genezen: De zieke is vandaag een beetje (een weinig) beter [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsvar:
prɛ̄.s˲vē̜r (P048p Halen)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
17560 |
geraamte |
geraamte:
gəreͅmtə (P048p Halen)
|
een geraamte [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
34240 |
geronnen melk |
geronnen melk:
gǝronǝ męlǝk (P048p Halen),
zure melk:
zūr mɛlk (P048p Halen)
|
Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.]
I-11
|
32979 |
gerst |
gerst:
gɛst (P048p Halen)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|
18312 |
geruite jurk |
ruitjeskleed:
rəkəskliət (P048p Halen)
|
jurk van geruite stof [ruutekeskleid] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33790 |
geslachtsorgaan van de hengst als geheel |
gemecht:
gǝmɛx (P048p Halen)
|
[JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
34063 |
geslachtsrijpe koe |
stiervaars:
stīrvęi̯ǝs (P048p Halen),
vaars:
vęi̯ǝs (P048p Halen)
|
Jong rund dat oud genoeg is om gedekt te worden. [N 3A, 23]
I-11
|
33328 |
gesloten boerderijtype |
toe geleg:
tu [geleg] (P048p Halen),
toe huis:
tuu̯ ø̜s (P048p Halen)
|
De bouwdelen van dit boerderijtype omsluiten het erf aan alle vier de zijden; in Nederland wordt dit type wel de "Limburgse hoeve" genoemd. Voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen"(1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 6. [N 4A, 4]
I-6
|
34394 |
gesneden mannelijk schaap |
hamel:
hāmǝl (P048p Halen)
|
[N 19, 65a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; AGV m 3; A 2, 46; A 4, 22a; R 3, 24; N 77, add.; L 39, 44; L 20, 22a; L 5, 30b; Wi 12; monogr.]
I-12
|