20320 |
oude man |
bejaarde:
bejaordje (L320c Haler)
|
iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)]
III-2-2
|
21763 |
oude mens |
bejaarde:
bejaordje (L320c Haler, ...
L320c Haler)
|
oude man [N 102 (1998)] || oude vrouw [N 102 (1998)]
III-3-1
|
22317 |
oudejaarsavond |
oudjaarsavond:
aodjaorsaovendj (L320c Haler)
|
De avond van 31 december, oudejaarsavond, Sint Silvesteravond [aldejaorsaovond]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudjaar:
oudjaar (L320c Haler),
silvesterdag:
silvesterdaag (L320c Haler)
|
31 december [oudjaar]. [N 88 (1982)] || 31 december, H. Silvester. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
21762 |
ouden van dagen |
bejaarden:
bejaordje (L320c Haler)
|
ouden van dagen [N 102 (1998)]
III-3-1
|
29896 |
oudhollandse pan |
handpan:
hantjpan (L320c Haler)
|
Holle dakpan zonder zijsluitingen. De woorddelen ɛpop-ɛ en ɛwijpje-ɛ in de woordtypes poppan (K 278, L 316a) en wijpjespan (L 414) verwijzen ernaar dat bij dit soort pannen de kieren doorgaans werden gedicht met behulp van bosjes stro, de zgn. ɛpoppenɛ.' [N 32, 44c]
II-8
|
19484 |
overloop |
overloop:
euverluip (L320c Haler)
|
Hoe noemt u de vloer boven tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers? (overloop, allee, denter) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
33051 |
overmouwen |
bindmouwen:
bendjmuu̯ǝ (L320c Haler)
|
De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33560 |
overrijp, beurs |
melig:
melis (L320c Haler)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
33742 |
paal van de weideafrastering |
weipaal:
węi̯pǭl (L320c Haler)
|
De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.]
I-8
|