23786 |
palmwijding |
palmwijding:
palmwieing (L320c Haler)
|
De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23785 |
palmzondag |
palmzondag:
palmzondig (L320c Haler)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23900 |
paradijs |
paradijs:
paredies (L320c Haler)
|
Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18406 |
parfum |
parfum:
parfum (L320c Haler)
|
reukstof in geconcentreerde vorm [parfum, odeur] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23283 |
parochie |
parochie:
peroggie (L320c Haler)
|
Een parochie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
26692 |
pasbrug |
vonderbalk:
vonjǝrbalk (L320c Haler)
|
Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21]
II-3
|
23231 |
pasen |
pasen:
paose (L320c Haler)
|
Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23784 |
passiezondag |
passiezondag:
passiezunjig (L320c Haler)
|
De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pestoir (L320c Haler)
|
Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23236 |
pastorie |
pastorie:
pastorie (L320c Haler)
|
Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|