| 20523 |
snee brood |
snede:
sneej (L320c Haler)
|
snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
sneeuwbal (L320c Haler)
|
Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
| 20549 |
snoepgoed |
zoetigheid:
zeutigheid (L320c Haler)
|
snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 20550 |
snoepje |
babbeltje:
babbeltje (L320c Haler)
|
snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18026 |
snotneus |
snotneus:
snotneus (L320c Haler)
|
een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20567 |
snuifje |
snuifje:
snuufke (L320c Haler)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 21858 |
snuisterij |
snuisterij:
snuisterij (L320c Haler)
|
een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 17590 |
snuit |
snoet:
snoet (L320c Haler)
|
Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 18971 |
sober |
sober:
sober (L320c Haler)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 20512 |
soepvlees |
soepvlees:
soepvleis (L320c Haler)
|
soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|