e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haler

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speen van de koe deem: dīǝm (Haler) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spenen spenen: spenen (Haler) spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)] III-2-2
sperziebonen prinsessenbonen: prinsesseboon (Haler) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] I-7
spie van het anker spie/spij: spi (Haler) De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.] II-9
spint, zachte houtlaag onder de schors spint: spintj (Haler) De jonge zachte houtlaag onder de schors (spint, bast). [N 82 (1981)] III-4-3
spitskool spitskool: spitskool (Haler) De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)] I-7
spitsroeden lopen spitsroede(n) lopen: spitsroeden lopen (Haler) Tussen twee rijen mensen lopen die een stok hebben en daarmee slaan [door de cordons lopen, door de kardouzen moeten, spitsroeden lopen, spitskar]. [N 88 (1982)] III-3-2
splitsing van de stam gaffel: gaffel (Haler) Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] III-4-3
spoorwiel van de rosmolen bonkelaar: boŋkǝliǝr (Haler) Het kamrad aan de grote staande as van de rosmolen. Het spoorwiel drijft het rondsel aan dat op het staakijzer van de stenen is gemonteerd. [N D, 26] II-3
spouw spouw: spǫw (Haler) De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.] II-9