e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haler

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verkering hebben vrijen: vrijen (Haler, ... ) verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] III-2-2
verkillen tintelen: tintelen (Haler) Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] III-1-2
verkouden verkoud: verkoud (Haler) Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)] III-1-2
verkwisten verkwisten: verkwisten (Haler) op overdadige en lichtzinnige wijze besteden [dolboteren, vermokken, vertoelibassen, verkwisten] [N 89 (1982)] III-3-1
verplichte feestdag geboden feestdag: gebooje fieestdaag (Haler) Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)] III-3-3
verschaald kapot: kepot (Haler) verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)] III-2-3
verschijning verschijning: verschiening (Haler) Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)] III-3-3
verschuldigd zijn schuldig zijn: schuldig zijn (Haler) verplicht te betalen [schuldig (zijn), plichtig zijn, gelden] [N 89 (1982)] III-3-1
versieren (met bloemen) sieren: seere (Haler) Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] III-3-2
versleten kaal: kaal (Haler) door lang gebruik stuk gegaan, niet bruikbaar meer, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 86 (1981)] III-1-3