32918 |
verspreid gras |
sprei:
spręi̯ (L320c Haler)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
18797 |
verstand |
verstand:
verstandj (L320c Haler)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
redelijk:
redelijk (L320c Haler)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
29941 |
verstekhaak |
verstekhaak:
vǝrstɛkhǭk (L320c Haler)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. Zie ook afb. 3. [N 30, 13b; monogr.]
II-9
|
22349 |
verstoppertje spelen |
stoppiepje verbergen:
stoppiepke verbergen (L320c Haler)
|
Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24497 |
verwelken |
verslakkeren:
verslakkeren (L320c Haler)
|
Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24555 |
verwelkt |
verslakkerd:
verslakkertj (L320c Haler)
|
Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
23910 |
vier uitersten |
vier uitersten:
veer uterste (L320c Haler)
|
De vier uitersten van de mens (te weten: dood, oordeel, hemel, hel) [toponiem te Meijel: de Vruttersjte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23762 |
vigilie |
vooravond:
veuraovendj (L320c Haler)
|
De avond vóór een kerkelijke feestdag [vigilie, heiligavond]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24961 |
vijver |
kuil:
koel (L320c Haler)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|