e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haler

Overzicht

Gevonden: 1699
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
domme man lomperik: lomperik (Haler) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] III-1-4
dompelen soppen: soppen (Haler) Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] III-1-2
donderbeestje donderbeestje: donderbieëstje (Haler) donderbeestje: Kent u in uw dialect een woord om de zeer kleine zwarte beestjes aan te duiden die mij naderend onweer ploseling op de mens komen zitten? [N100 (1997)] III-4-2
donkere metten donkere metten: donkel mette (Haler) De donkere Metten op wo./do./vr. in de Goede Week [duustere Mette]. [N 96C (1989)] III-3-3
dons, nestveren duivelshaar: duivelshaar (Haler) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1
doodliggen kapotliggen: kǝpotleqǝ (Haler) Het doden van de biggen door de zeug, doordat ze erop gaat liggen. [N 76, 31] I-12
doodskist doodskist: doedskist (Haler, ... ) de doodskist [N 96D (1989)] || De doodskist. [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
doodsklok doodsklok: doeedsklok (Haler) De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doodzonde doodzonde: doeëdzunj (Haler) Doodzonde, dodelijke zonde [doeëdzund]. [N 96D (1989)] III-3-3
doop doop: duip (Haler) Een doop. [N 96D (1989)] III-3-3