23380 |
glas-in-loodraam |
glas-in-loodraam:
glaas in loedraam (L320c Haler)
|
Een glas-in-loodraam. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20556 |
glazig |
glazig:
glazig (L320c Haler)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22376 |
glijbaan |
roetsjbaan:
roetsjbaan (L320c Haler)
|
Het speeltuig (vooral in speeltuinen) waarbij men langs een gladde baan van een platform naar beneden kan glijden [glijbaan, borsie, ritsbaan, roetsjbaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18956 |
gluiperig |
gluiperig:
gluiperig (L320c Haler)
|
huichelachtig, op bedekte wijze, niet open, niet eerlijk [gluips, gluiperig, slinks, wenslinks] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23922 |
god de vader |
god de vader:
god de vader (L320c Haler)
|
God de Vader. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23961 |
godslasteren |
godslasteren:
godslasteren (L320c Haler)
|
Godslasteren, blasfemeren. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23960 |
godslastering |
godslastering:
godslastering (L320c Haler)
|
Een godslastering, blasfemie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23796 |
goede vrijdag |
goede vrijdag:
gooie vriedig (L320c Haler)
|
De vrijdag in de week vóór Pasen, Goede vrijdag [Kaarvriediech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23792 |
goede week |
goede week:
gooi waek (L320c Haler)
|
De week vóór Pasen [gooj week, kaarwèch]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
(goed) schieten:
sxitǝ(n) (L320c Haler),
(is goed) verschaard/verschoren:
vǝršērt (L320c Haler)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|