e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Haler

Overzicht

Gevonden: 1699
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lijkwagen lijkenwagen: liekewage (Haler) de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)] III-2-2
likken lekken: lekke (Haler) likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)] III-2-3
lintvoeg strekvoeg: strek˲[voeg] (Haler) Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.] II-9
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  lispelen (Haler) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1
liturgische gewaden miskleren: meskleijer (Haler) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
lood inleggen lood aanbrengen: lūǝt˱ ānbreŋǝ (Haler) Loden loketten in de voegen van het metselwerk aanbrengen. [N 32, 48b] II-9
loops loops: luips (Haler), trollig: trollig (Haler) konijn, geslachtsdrift vertonend [N C (1962)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N C (1962)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: sjeut (Haler) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
loper loper: lø̜jpǝr (Haler) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
loten loten: loten (Haler) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2