33136 |
dorsmachine |
dorsmachine:
dǫsmǝšen (P173p Halmaal)
|
De algemene benaming van de machine die dorst; zie ook de algemene toelichting bij paragraaf 6. Als de woorden machine en kast naast elkaar in één plaats voorkomen, is de kast groter dan de machine. Van de kast wordt ook herhaaldelijk opgemerkt dat deze mee naar het veld wordt genomen. In dit lemma zijn de varianten van het type dorsmachine op het eerste element, dors-, gerangschikt. [N 14, 5; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33112 |
dorsvlegel |
vleger:
vlø̜i̯gǝr (P173p Halmaal)
|
De benaming voor het gereedschap als geheel. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. In de varianten van het type (dors)vlegel en (dors)vleger vindt men volksetymologische aanleuning bij vleugel; dit gerond vocalisme, dat telkens achter in de reeks varianten is opgenomen, is ook op de kaart aangegeven. Zie afbeelding 10. [N 14, 2; JG 1a, 1b; A 17, 18; A 34, 14; L 8, 51; S40; monogr.]
I-4
|
33424 |
dorsvloer |
nere:
nērǝ (P173p Halmaal),
nęi̯rǝ (P173p Halmaal)
|
De harde lemen vloer in de schuur waarop met de vlegel gedorst wordt, bij uitbreiding ook de ruimte in de schuur waarin de dorsvloer ligt. Bij het binnenhalen van de oogst wordt de kar of de wagen tot op de dorsvloer gereden en vandaaraf wordt de oogst in de tasruimten geborgen (zie aflevering I.4, par. 5.1). Wat betreft de ligging van de dorsvloer onderscheidt men de dorsvloer in de dwarsrichting van de schuur (tussen de tasruimten in of naast de enige tasruimte) en die in de lengterichting (meestal naast de tasruimte(n), soms ook er tussen). In het noorden van Nederlands-Limburg wordt de brede voergang in het midden van een dubbele stal ook wel als dorsvloer gebruikt. Zie ook aflevering I.4, par. 6.1. In samenstellingen met schuur als eerste lid treedt vaak een verkorting van dit eerste element op. Zie afbeelding 14. [N 5A, 67a; N 5, 127; N 14, 8 en 9a; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 7, 33; L 1a-m; L B2, 293; L 16, 14 en 15a; L 33, 23; R 3, 57; Gwn 4, 8; S 6 en 50; monogr.]
I-6
|
33134 |
dorsvloer keren |
bessemen:
bɛsǝmǝ (P173p Halmaal),
keren:
kīrǝ (P173p Halmaal)
|
Al hetgeen na het uitkammen van de dorsvloer is overgebleven: het graan, vermengd met het graanafval, met kaf, kleine restjes aar en stof, wordt met de bezem bijeengeveegd of met de schop op een hoop bijeengebracht: de dorsvloer wordt gekeerd. In dit lemma staan de benamingen voor dit weer leegmaken van de dorsvloer bijeen. Zoals bij de voorgaande handelingen uit deze paragraaf is ook hier aan de zegslieden gevraagd met welk gereedschap men dit deed. De vraag leverde de volgende antwoorden op: a. met de hark (soms werd er uitdrukkelijk bij vermeld dat men dan de hark ondersteboven, met de tanden omhoog, hield) in L 282, 0426, Q 14, 96d en 193; het type reek werd opgegeven voor: K 278, 318, L 282, 289b, 291, 360, 366, 369, 372, 386, 416, 422, 423, 427, Q 33, 95, 100, 178, 198b en 204a; het type gritsel in K 314, 316, 359, P 107a, 175, Q 2b, 71 en 156 en het type rijf in L 314, 360, P 213 en Q 9; b. met de bezem (vergelijk het lemma ''bezem'', 6.1.33) in K 316, L 163, 163a, 286, 291, 314, 317, 326, 370, 377, 432, P 213, Q 2, 4, 14, 18a, 97, 99*, 156, 198b, 203 en 211; c. met de graanschop (zie voor de heteroniemen het lemma ''graanschop'', 6.3.13) in K 316, 318, 357, 358, L 159a, 163, 163a, 163b, 164, 165, 211, 214, 215, 244c, 247, 265, 266, 268, 270, 271, 286, 288, 289, 289a, 290, 291, 294, 295, 312, 314, 318b, 320a, 320c, 321, 322, 322b, 324, 326, 329, 330, 331, 331b, 332, 355, 355a, 370, 374, 382, 386, 413, 414, 420, 425, 426, 432, P 48, 175, 176, 176a, Q 4, 9, 18a, 20, 71, 78, 94b, 97, 98, 101, 111, 112b, 121c, 197, 197a, 203 en 211; d. met de stoter (een plankje bevestigd aan een steel) in L 371a; het type kistje (kesǝl) in Q 22, 32a, 33, 97 en 117a; het type krabber in Q 100; het type kretser in Q 112a en het type uitkretser in Q 204a.' [N 14, 34a; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32a]
I-4
|
20659 |
draad |
draad:
drōt (P173p Halmaal)
|
Samenhangend geheel van ineengedraaide vezels (van vlas, hennep, katoen, zijde of andere stof) tot een aanmerkelijke lengte dun uitgesponnen. Bij de antwoorden op de vraag naar draad of draad garen in de enquête van Schrijnen - Van Ginneken - Verbeeten (S) leest men nogal eens de opmerking dat ø̄draadø̄ ook van ijzer kan zijn, terwijl een ø̄draad garenø̄ vaam wordt genoemd. Daarom kunnen draad en vaam in eenzelfde plaats genoemd worden voor het begrip ø̄draadø̄. Het is ook duidelijk dat het algemeen Nederlandse draad het oudere vadem gaat verdringen. [N 62, 55b; N 62, 55a; L 1a-m; L 1u, 40; L 8, 29; L 17, 4; L A2, 304; L B1, 69; L B1, 76; Gi 1.IV, 26; Wi 5; S 27; monogr.]
II-7
|
34255 |
draaiende karnton |
rolvat:
rǫlvǭǝt (P173p Halmaal)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
33848 |
draven |
draffen:
drafǝ (P173p Halmaal)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|