32955 |
nagras, tweede hooioogst |
achtermaad:
axtǝrmōǝt (P173p Halmaal)
|
De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.]
I-3
|
33097 |
nascharren, naoogsten |
scharren:
sxē̜rǝ (P173p Halmaal)
|
De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93]
I-4
|
17629 |
nek |
nak:
nak (P173p Halmaal)
|
Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9
|
34222 |
neusklem |
ring:
ręŋk (P173p Halmaal)
|
Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d]
I-11
|
34154 |
niet drachtig |
muntig:
møntǝx (P173p Halmaal)
|
[JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.]
I-11
|
22702 |
o.l.v.-hemelvaart |
onze-lieve-vrouw-halfoogst:
OLV half oogst (P173p Halmaal)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
sluif:
slāf (P173p Halmaal)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
25685 |
omzetten |
draaien:
drē̜ǝ (P173p Halmaal)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klaar (P173p Halmaal)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
31712 |
onderste handvat |
(onderste, korte, klein(e), voorste) kruk:
krø̜k (P173p Halmaal)
|
Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|