21950 |
paren van de duiven |
paren:
pōͅrə (P173p Halmaal)
|
Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
34046 |
pasgeboren kalf |
nuchter kalf:
nøxtǝr [kalf] (P173p Halmaal),
nuchtere mutten:
nøxtǝrǝ mø̜tǝ (P173p Halmaal)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34116 |
penis van de stier |
schacht:
sxaxt (P173p Halmaal)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
24856 |
perzikkruid |
reuts:
rø̜ts (P173p Halmaal)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klep:
moets = elk hoofddeksel klip = hetzelfde als klak
klip (P173p Halmaal),
muts:
moets = elk hoofddeksel klip = hetzelfde als klak
moets (P173p Halmaal)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
pītərsel (P173p Halmaal)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schulp:
sxøͅləp (P173p Halmaal)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
poͅulə (P173p Halmaal)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
schulperwten:
sxøͅləpeͅrtə (P173p Halmaal)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33055 |
pikbinder |
zichtmachine:
zext[machine] (P173p Halmaal)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|