24352 |
mier |
zeikworm:
zēͅikwø͂ͅ.rəm (L286p Hamont),
zijkwörm (L286p Hamont),
ook in ZND 08, 152a
zeͅi̯kwø͂ͅrm (L286p Hamont)
|
mier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
27655 |
mijnarts |
dokter:
dǫktǝr (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Op alle mijnen kende men een modern ingerichte verbandkamer. Onder leiding van een mijn- of bedrijfsarts werd hier voor geneeskundige behandeling gezorgd. [N 95, 952]
II-5
|
27521 |
mijndirekteur |
directeur:
dirɛktø̄r (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Domaniale])
|
[monogr.; N 95, 164; div.]
II-5
|
27310 |
mijngas |
gas:
gāǝs (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg])
|
Een kleurloos, reukloos en smaakloos gas dat lichter is dan lucht, in bepaalde concentratie met lucht brandbaar of ontplofbaar en bij grote hoeveelheden verstikkend. Mijngas bevindt zich in de kool, het dak- en vloergesteente van de laag en in spleten en scheuren van het gesteente (MBK IV pag. 25). De term "gas" wordt in de Belgische mijnen slechts sporadisch gebruikt (Vanwonterghem pag. 114). [N 95, 229; monogr.; Vwo 336; Vwo 348]
II-5
|
27554 |
mijnhorloge |
klok:
klǫk (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
[N 95, 67]
II-5
|
27540 |
mijnkleding |
putkleder:
pøtklīǝr (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
De benaming voor mijnkleren in het algemeen. Een informant uit Q 121 merkt op dat "kuilmontuur" de benaming was voor kleding die men ondergronds droeg. [N 95, 59; monogr.]
II-5
|
28309 |
mijnlocomotief |
locomotief:
lǫkǝmǝtif (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Domaniale])
|
Locomotief voor het ondergronds bedrijf die wordt aangedreven door perslucht, elektriciteit of met behulp van een dieselmotor. De opgave "trolley" uit Q 12 voor de mijn in Eisden duidt een elektrische locomotief aan. [N 95, 700; monogr.; Vwo 283; Vwo 480; Vwo 481]
II-5
|
27790 |
mijnmeter |
marqueur:
markø̜̃r (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Maurits])
|
De mijnmeter voert in een mijn metingen uit en werkt details van het mijnplan uit. Vanwonterghem (pag. 114) spreekt van een beëdigd bediende die topografische opmetingen moet doen en ze op kaart moet uitwerken. Het woordtype "kettingtrekker" (Q 21), eigenlijk de benaming voor de hulp van de mijnmeter, werd op de mijn Maurits gebruikt als spotnaam voor de mijnmeter. Zie ook het lemma Hulp Van Mijnmeter. [N 95, 138; monogr.; Vwo 114; Vwo 154]
II-5
|
27547 |
mijnpet |
hoed:
hūt (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Plastic, vroeger leren, pet door de mijnwerker als hoofdbescherming gedragen. De invuller uit Q 113 merkt daarover op, dat toen hij in 1933 in de mijn begon, velen een oude pet of hoed droegen. Later voerde men op de vier Oranje-Nassaumijnen lichte, leren petten in en deze werden vervolgens weer vervangen door de versterkte leren pet en de plastic helm. [N 95, 66; monogr.]
II-5
|
27679 |
mijnpoort |
ingang:
eŋgaŋk (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Domaniale])
|
Toegang tot de mijn. [N 95, 39]
II-5
|