e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snuifje snuif: snōēf (Hamont), snuifje: snuufke (Hamont) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuit snuit: lang snōēt (Hamont, ... ), laŋ snut (Hamont), snut (Hamont, ... ), snūt (Hamont, ... ), snū.t (Hamont), snūt (Hamont) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]een lange neus [ZND 39 (1942)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || snuit || Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-12, I-9, III-1-1, III-4-2
snurken snurken: snörəkən (Hamont), snøͅrəkən (Hamont) snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)] III-1-2
soep soep: Syst. Frings  sup (Hamont, ... ) Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soep van ingewanden braddelsoep: Syst. Frings  bradəlsup (Hamont, ... ) Soep van ingewanden, hart, nieren e.d. (tripsoep?) [N 16 (1962)] III-2-3
soepketeltje kannetje: kɛnəkə (Hamont) keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)] III-2-1
soepterrine soepterrine: suptrin (Hamont) soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
soepvlees soepvlees: soepvlēs (Hamont) soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
sok sok: zok (Hamont), zoͅk (Hamont, ... ) sok || Sok, een paar sokken. Bedoeld wordt de korte kous, tot halverwege het been door mannen en door kinderen gedragen (fr. chausette) [ZND 48 (1954)] || sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] III-1-3
sokophouder sokkenhouder: soͅkəhawərs (Hamont) sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)] III-1-3