e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sprookje sprookje: sprookje (Hamont), vertelseltje: vertelselke (Hamont), vertelselkes (Hamont), ə vərteͅlsəlkə (Hamont) hoe heet een kindervertelsel ? kent ge nog een woord sage ? (uitspraak) [ZND 42 (1943)] III-3-1
spruiten spruitbalken: sprūt˱bal(ǝ)kǝ (Hamont) De twee dwarsbalken - een korte en een lange - die door de molenkap lopen en daar aan weerszijden uitsteken. Aan de uiteinden van de spruiten zijn de schoren bevestigd. Zie ook afb. 25 en 26. [N O, 52a; Sche 27; A 42A, 86] II-3
spruitkool, spruitje spruitje: sprytjəs* (Hamont) spruitjes I-7
spruw schuil: Vernl. schuil.  schuul (Hamont) spruw, mondziekte bij paarden en kinderen III-1-2
spurrieschoof geleg: gǝlęx (Hamont) Pas gemaaide en gebonden spurrieschoof. In L 164, 266, 270, 289*, 289b, 290, 291, 320, 325 en 387 wordt opgemerkt dat spurrie niet werd gebonden, maar op staken gezet. De zegsman uit L 320 is uitvoerig: "De spurrie werd vroeger gedroogd aan stokken met de lengte van bonestaken, echter dikker. Onder om deze ¯spörriestaek¯ werd eerst een strowis strak vastgebonden, tegen het afzakken van de spurrie. De te drogen spurrie werd vervolgens in lange losse rollen gewikkeld en om de staken gedraaid. In latere tijd -na de tijd dat de spurrie op spörriestaek werd gedroogd- had men een andere methode: gewone bonenstaken werden schuin en dicht naast elkaar tegen een muur of meestal tegen een tuinheg (betere droging) gezet. Hier werd de spurrie los opgestapeld. Deze noemde men ɛhalleɛ. [N 15, 18f] I-5
staakijzer van de windmolen staakijzer: stãkīzǝr (Hamont), stākīzǝr (Hamont  [(id)]  ) De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22] II-3
staal staal: staoəl (Hamont), stōͅəl (Hamont) Staal (monster). [ZND 07 (1924)] III-3-1
staande lamp staanlamp: grote lamp met voet, in de hoek van een kamer geplaatst  stōͅənlāmp (Hamont) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
staart staart: stert (Hamont), stēͅrt (Hamont, ... ), stę̃rt (Hamont), stɛrt (Hamont, ... ), staartje: stērtje (Hamont), steͅrtjə (Hamont) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-11, I-12, I-9, III-4-2
staart van de hollandse molen kruibalk: kryjbalǝk (Hamont) De twee korte schoren, de twee lange schoren en de staartbalk van de Hollandse molen samen. Zie ook afb. 25. [N O, 52f; Sche 25; monogr.] II-3