e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vanzelfsprekend natuurlijk: de is natuurlijk (Hamont), des naturlijk (Hamont), des neturlek (Hamont), dè is naturlək (Hamont), dəs natyrlək (Hamont) Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4
varen varen: vōāren (Hamont, ... ), vōͅrə (Hamont, ... ) varen [ZND 08 (1925)], [ZND m] III-3-1
varken kuus: kys (Hamont), varken: vē̜rǝkǝn (Hamont), vęrkǝ (Hamont), vɛ.rǝkǝn (Hamont), vɛrǝkǝn (Hamont), vɛ̄rǝkǝn (Hamont), varkentje: vērǝkskǝn (Hamont) Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s] I-12
varken (bijzondere namen) kuus: kys (Hamont) In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld] I-12
varken van acht tot twaalf weken loper: lyǝpǝr (Hamont), lȳpǝr (Hamont), lȳǝpǝr (Hamont), lø̄i̯pǝr (Hamont), lōpǝr (Hamont) De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.] I-12
varkens mesten vetmaken: vętmākǝn (Hamont) Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
varkensketel stoomketel: stōǝmkētǝl (Hamont), varkensketel: vɛrǝkǝnskētǝl (Hamont), vɛ̄rǝkǝskē̜tǝl (Hamont) De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c] I-6
varkensstal, varkenshok varkenskooi: vɛ.rǝkǝskūi̯ (Hamont), vɛ̄.rǝkǝskȳi̯ (Hamont), vɛ̄.rǝkǝskø̜̄i̯ (Hamont), varkenskooien: vɛrǝkǝskȳi̯ǝn (Hamont), varkensstal: vɛrǝkǝs[stal] (Hamont) De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.] I-6
varkenstrog trog: trōx (Hamont), trǫ.x (Hamont), varkensbak: vɛ̄rǝkǝs˱bak (Hamont) De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d] I-6
varkensvet gesmolten vet: gəsmoͅltə veͅ.t (Hamont), vet: veͅt (Hamont) gesmolten vet [Goossens 1b (1960)] || reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)] III-2-3