e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L286p plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de was blauwen blauwselen: bloͅu̯sələ (Hamont) blauwen [ZND 08 (1925)] III-2-1
de was bleken bleken: blēͅi̯kə (Hamont), blijkən (Hamont) bleken || de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)] III-2-1
de was doen wassen: wasə (Hamont) wassen III-2-1
de was stijfselen stijfselen: stifsələ (Hamont), stijven: stivə (Hamont), stīvə (Hamont) een hemd stijven [ZND 07 (1924)] || stijfselen || stijven III-2-1
de wintervoor ploegen wintervoren: we.ntǝrvōrǝn (Hamont) Als een akker niet gezaaivoord hoefde te worden voor wintergraan, werd hij in het najaar in brede, ondiepe voren omgeploegd of op walletjes gelegd. De grond kon dan in de wintertijd goed "uitvriezen" en het regen- en sneeuwwater beter opnemen. Bij het ploegen van de wintervoor werd ook wel mest oppervlakkig in de grond gewerkt. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma wintervoor. [N 11, 59a; N 11A, 110b + 113a + 137n; A 27, 24b; A33, 17; div.] I-1
de zaagtanden vijlen scherpen: sxęrǝpǝ (Hamont) De zaagtanden na het zetten met behulp van een, meestal driekantige, vijl scherp maken. [N 50, 37c; N 53, 24b-c; monogr.] II-12
de zeug naar de beer brengen drijven: drī.vǝn (Hamont) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
deeg deeg: djöx (Hamont), inschiet: inschiet (Hamont) klaargemaakt deeg dat in de oven kan/moet || zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
definitieve band reep: rīǝp (Hamont) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12
deftig deftig: dééftəch (Hamont) deftig; deftig gekleed zijn III-1-4