e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gesp gesp: gāsp (Hamont, ... ), jāsp (Hamont), haak: hoͅək (Hamont), speld: spel (Hamont) gesp [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)] III-1-3
gespeend veulen gespeend veulen: gǝspent ˲vø̄.lǝn (Hamont) Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b] I-9
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen stamper: stāmpǝr (Hamont) De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b] I-6
gesteven hemd gesteven hemd: ə gəstevə hem (Hamont) een gesteven hemd [ZND 07 (1924)] III-1-3
gesteven voorstuk van een overhemd borststuk: bōͅrststøk (Hamont) voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)] III-1-3
gestreepte broek fantasieboks: fantasiboͅks (Hamont) broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] III-1-3
getob; tobben gehaspel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gəhāspəl (Hamont), gemartel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gəmeͅrtəl (Hamont), gesukkel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gəsøͅkəl (Hamont) gemartel [ZND 01 (1922)] III-1-4
getrouwde vrouw getrouwd vrouwmens: gətraowt fraowməs (Hamont) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2
getuigen getuigen: gəty(3)̄gən (Hamont) getuigen [ZND 24 (1937)] III-3-1
getuigkast paardsgetuigkast: pęrs˲gǝtȳxkas (Hamont), pɛrs˲gǝtȳxkas (Hamont) Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81] I-6