18254 |
gesp |
gesp:
gāsp (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
jāsp (L286p Hamont),
haak:
hoͅək (L286p Hamont),
speld:
spel (L286p Hamont)
|
gesp [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33761 |
gespeend veulen |
gespeend veulen:
gǝspent ˲vø̄.lǝn (L286p Hamont)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
stamper:
stāmpǝr (L286p Hamont)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
18274 |
gesteven hemd |
gesteven hemd:
ə gəstevə hem (L286p Hamont)
|
een gesteven hemd [ZND 07 (1924)]
III-1-3
|
18696 |
gesteven voorstuk van een overhemd |
borststuk:
bōͅrststøk (L286p Hamont)
|
voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
fantasieboks:
fantasiboͅks (L286p Hamont)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18828 |
getob; tobben |
gehaspel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gəhāspəl (L286p Hamont),
gemartel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gəmeͅrtəl (L286p Hamont),
gesukkel:
ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel
gəsøͅkəl (L286p Hamont)
|
gemartel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20315 |
getrouwde vrouw |
getrouwd vrouwmens:
gətraowt fraowməs (L286p Hamont)
|
getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND]
III-2-2
|
21321 |
getuigen |
getuigen:
gəty(3)̄gən (L286p Hamont)
|
getuigen [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33387 |
getuigkast |
paardsgetuigkast:
pęrs˲gǝtȳxkas (L286p Hamont),
pɛrs˲gǝtȳxkas (L286p Hamont)
|
Een kast, ook wel kist of bak, waarin het getuig van het paard (vooral het kostbare zadel en de haam) bewaard wordt. Op grote boerderijen (of bij welvarende mensen) is er wel eens een apart vertrek voor het getuig, maar dit komt slechts zelden voor. Een kast voor het paardetuig is onbekend in L 320a, 324, 330, 369, Q 113, 198b en 203b. Meestal hangt men het getuig aan haken of balkjes in de muur (K 278, L 271, 318, 322, 372, 413, 429a, P 107a, Q 4, 78, 111 en 193). In L 282 wordt het getuig op een ezel gelegd. Benamingen die niet een kast, kist of bak betreffen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigrek" (2.3.8). Zie ook dat lemma. [N 13, 81]
I-6
|