18879 |
glimlachen |
glimlachen:
glimlachen (L286p Hamont),
hij glimlacht (L286p Hamont),
grimlachen:
griemlachen (L286p Hamont),
heimelijk lachen:
heimelijk lachen (L286p Hamont),
stiekem lachen:
stiekem lachen (L286p Hamont),
stilletjes lachen:
stelekəs laxən (L286p Hamont)
|
hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
glimworm:
glemwøͅrm (L286p Hamont),
glīmwø͂ͅrm (L286p Hamont),
lichtwormpje:
ook ZND 01u, 072; ZND BrB2, 299
lixtwoͅrmkəs (L286p Hamont),
vuurworm:
vyrwø͂ͅrm (L286p Hamont),
vyrwøͅrm (L286p Hamont)
|
glimworm [GV Gr (1935)], [ZND 01 (1922)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
34172 |
goed liggen |
goed liggen:
gūt legǝn (L286p Hamont)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
17786 |
goed luisteren |
goed luisteren:
goe luusteren (L286p Hamont),
gu(t) lystərən (L286p Hamont)
|
goed luisteren [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
33919 |
goedaardige droes |
droes:
drūs (L286p Hamont)
|
Een infectieziekte in de keelstreek die vooral jonge paarden aantast. Tussen de besmetting en het uitbreken van de ziekte verloopt ongeveer èèn week. Dan treedt koorts op, gepaard met ontsteking van het neusslijmvlies, waarbij veel slijm wordt afgescheiden, dat na enkele dagen etterig wordt. Typisch voor deze ziekte is de klierzwelling tussen de beide takken van de onderkaak; snel wordt de gezwollen klier dan week, verettert en breekt door. Gewoonlijk verloopt de ziekte goedaardig. [A 48A, 28b; N 8, 89 en 90a; N 52, 15b, 24 en 25; monogr.]
I-9
|
19834 |
goede kamer, ontvangkamer |
goede kamer:
gui̯kāmər (L286p Hamont),
salon:
səloͅn (L286p Hamont)
|
mooie kamer, pronkkamer || salon
III-2-1
|
33024 |
goede- opbrengst geven |
(goed) schieten:
sxitǝ(n) (L286p Hamont),
opbrengen:
ǫbręŋǝ (L286p Hamont)
|
Werkwoordelijke uitdrukking van het vorige lemma "de oogst levert goed op", "staat er goed voor". Zeer algemene uitdrukkingen als "(de oogst) staat goed" of "(de oogst) staat schoon" zijn hier niet opgenomen. Vergelijk ook het lemma ''groeien'' (1.1.4). [N 15, 12; monogr.; add. uit N 15, 10 en 11; L 5, 39; L 39, 39]
I-4
|
19102 |
goedheid |
te goed:
ook materiaal znd 24, 20 goedheid wordt omschreven
gə zit tə gūt (L286p Hamont)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
deͅs gujəkūəp (L286p Hamont)
|
Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21512 |
goedkoopst |
bestekoop:
bä:stəkū[ə}p (L286p Hamont)
|
goedkoopst [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|