e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groot voorploegwiel voorwiel: [voor]wil (Hamont) Het grote, doorgaans rechter voorploegwiel dat "in de voor" loopt. Van onderstaande termen zijn voorrad, voorwiel, voorrullen ook toepasselijk op het in de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. Voor het voor-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 31.II.c; N 11A, 97c] I-1
grootmoeder grand-maman (fr.): hogere stand  gramama (Hamont), grootmoeder: gròtmŏĕddər (Hamont), grətmōēdər (Hamont, ... ), cf. WNT s.v. "moeder". Daarnaast in volkstaal moeier, moer  gròtmòjər (Hamont), lagere stand  gròtmòjjər (Hamont) grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grootouders grootouders: gròtawərs (Hamont), grôetawərs (Hamont) grootouders [ZND 11 (1925)] III-2-2
grootvader grand-papa (fr.): gegoede stand  gra͂papa (Hamont), grootvader: gròtvaodər (Hamont, ... ), grətvôodər (Hamont), gewoon  gròtvaodər (Hamont), lagere stand  gròtvajər (Hamont), oude, de -: cf. VD s.v. "ouwe"2. oudeheer, vader  dən awə (Hamont), oudste, de -: dən awstə (Hamont) grootvader [ZND 11 (1925)], [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] III-2-2
grote boerderij boerderij: [boerderij] (Hamont), ferm gedoe: fɛrǝm gǝdyi̯ (Hamont), geleg: gǝlēx (Hamont) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote knikker klos: klos (Hamont), knekker: Nederland (- Budel en Weert), Lommel, Lommel-Kolonie, Neerpelt.  kloͅs (Hamont), Sub klos: Ik ben mijn klos verloren.  kloͅs (Hamont), Sub klos: Ik heb honderd kloksens (knikkers in glas).  kloͅs (Hamont), tiknoot: tiknōt (Hamont) Klos: dikke glazen knikker. || Klos: knikker in glas. || Knikker. || Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)] III-3-2
grote schoonmaak poets: də puts (Hamont) schoonmaak III-2-1
grote trom dikke trom: Sub trom.  də dekə trom (Hamont) De dikke trom. III-3-2
grove stem grove stem: ən grōf stem (Hamont), zware stem: ən zwōͅr stem (Hamont) grove stem [ZND 24 (1937)] III-3-1
guit, schalk schavuitje: schavytje (Hamont) guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)] III-1-4