32670 |
groot voorploegwiel |
voorwiel:
[voor]wil (L286p Hamont)
|
Het grote, doorgaans rechter voorploegwiel dat "in de voor" loopt. Van onderstaande termen zijn voorrad, voorwiel, voorrullen ook toepasselijk op het in de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. Voor het voor-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 31.II.c; N 11A, 97c]
I-1
|
20346 |
grootmoeder |
grand-maman (fr.):
hogere stand
gramama (L286p Hamont),
grootmoeder:
gròtmŏĕddər (L286p Hamont),
grətmōēdər (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
cf. WNT s.v. "moeder". Daarnaast in volkstaal moeier, moer
gròtmòjər (L286p Hamont),
lagere stand
gròtmòjjər (L286p Hamont)
|
grootmoeder [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
20345 |
grootouders |
grootouders:
gròtawərs (L286p Hamont),
grôetawərs (L286p Hamont)
|
grootouders [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
grand-papa (fr.):
gegoede stand
gra͂papa (L286p Hamont),
grootvader:
gròtvaodər (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
grətvôodər (L286p Hamont),
gewoon
gròtvaodər (L286p Hamont),
lagere stand
gròtvajər (L286p Hamont),
oude, de -:
cf. VD s.v. "ouwe"2. oudeheer, vader
dən awə (L286p Hamont),
oudste, de -:
dən awstə (L286p Hamont)
|
grootvader [ZND 11 (1925)], [ZND 35 (1941)] || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|
33317 |
grote boerderij |
boerderij:
[boerderij] (L286p Hamont),
ferm gedoe:
fɛrǝm gǝdyi̯ (L286p Hamont),
geleg:
gǝlēx (L286p Hamont)
|
Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22]
I-6
|
22504 |
grote knikker |
klos:
klos (L286p Hamont),
knekker: Nederland (- Budel en Weert), Lommel, Lommel-Kolonie, Neerpelt.
kloͅs (L286p Hamont),
Sub klos: Ik ben mijn klos verloren.
kloͅs (L286p Hamont),
Sub klos: Ik heb honderd kloksens (knikkers in glas).
kloͅs (L286p Hamont),
tiknoot:
tiknōt (L286p Hamont)
|
Klos: dikke glazen knikker. || Klos: knikker in glas. || Knikker. || Knikker: de grote (glazen of stenen). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
19502 |
grote schoonmaak |
poets:
də puts (L286p Hamont)
|
schoonmaak
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
dikke trom:
Sub trom.
də dekə trom (L286p Hamont)
|
De dikke trom.
III-3-2
|
21508 |
grove stem |
grove stem:
ən grōf stem (L286p Hamont),
zware stem:
ən zwōͅr stem (L286p Hamont)
|
grove stem [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
19103 |
guit, schalk |
schavuitje:
schavytje (L286p Hamont)
|
guit (grappenmaker) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|