id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
32194 | hakblok | kapblok: kap˱blǫk (Hamont) | Houten blok of boomstronk, meestal op drie poten rustend, waarop de klompenmaker met behulp van dissel en kapbijl het stuk de ruwe vorm van een klomp geeft. [N 97, 57; Bakeman 8] II-12 |
18791 | haken | crocheteren (<fr.): ze kan crochteeren (Hamont), zə kan krestērən (Hamont) | Haken, crocheren. [ZND 35 (1941)] III-1-3 |
28863 | haken en ogen | haken en ogen: hø̜̃ ęn ūǝgǝn (Hamont) | Kleine metalen haakjes en ringetjes die, langs de zomen van kledingstukken genaaid, dienen om deze te sluiten. [N 62, 51; L 1a-m; L 24, 40b; L 49, 25; MW; S 11] II-7 |
33301 | hakken, wieden met de hak | losdabben: lǫsda.bǝ (Hamont) | Met een hak de grond tussen (rijen van) opgroeiende planten bewerken, met het doel deze luchtig te maken en van onkruid te zuiveren. [N 15, 5; JG 1a, 1b; monogr.] I-5 |
19692 | hakmes | hakstel: haksteͅl (Hamont), hakstɛl (Hamont), kapmes: kapmɛs (Hamont), kapmes kapmɛ̄s (Hamont), kapmes voor hout klein te kappen: hakstel kapmɛs (Hamont) | hakmes, hiep [N 18 (1962)], [Roukens 03 (1937)], [ZND m] || kapmes || kapmes (voor groenten) III-2-1 |
33153 | haksel | gescherfd (stro): gǝsxɛrǝft [stro] (Hamont), haksel: hɛksǝl (Hamont) | Het kortgehakte stro, op de snijbok of in de hakselmachine, werd vroeger, samen met haver, gekookt en aan de beesten gevoerd. Als het iets grover gesneden was werd het ook wel als strooisel in de potstal gebruikt. Zie ook het lemma ''bussel kort stro'' (6.1.29). Zie voor de fonetische documenatie van het woorddeel [stro] het lemma ''stro'' (6.1.24). [JG 1b, 2c; L 1, a-m; L 26, 11; S 12; Wi 51; monogr.] I-4 |
21661 | halen en betalen | ontvangen: ps. omgespeld volgens Frings. oͅntvaŋən (Hamont) | Halen en betalen wat men gekocht heeft [ik moet gaan ontvangen?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
34027 | halfbloed | half wilde koe: half wel [koe] (Hamont) | Koe van gedeeltelijk bekende afstamming. Bedoeld wordt de koe waarvan één der ouders onbekend is - dit betreft meestal de vader - of waarvan één der ouders niet is opgenomen in het stamboek. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1).' [N 3A, 3b] I-11 |
18713 | halfhemd | borstlap: bōͅrstlap (Hamont) | halfhemd, kort overhemd of los linnen borststuk dat onder de halsopeningen van het vest wordt gedragen [frontj] [N 23 (1964)] III-1-3 |
32446 | halfhoge klomp | lage klomp: līǝgǝ klōmp (Hamont) | Klomp met een kap die iets lager en korter is dan die van de hoge klomp. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. [N 97, 142] II-12 |