23341 |
hoofdtooi van communiemeisjes |
voile (fr.):
vwal (L286p Hamont)
|
Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)]
III-3-3
|
23248 |
hoog tijd |
hoge tijd:
hūəgəm tīt (L286p Hamont)
|
Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
23210 |
hoogdag |
hoogdag:
dər zīn vîr hūəchdāch (L286p Hamont)
|
Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
33647 |
hoogliggende akker |
berm:
bɛrǝm (L286p Hamont)
|
De woordtypen in dit lemma duiden niet alleen op een hoogliggende akker maar ook op hooggelegen grond in het algemeen zoals hei, zandgrond, droge grond. Verder komen er ook plaatsbepalingen voor als op de hoogte en op een berg. [N 11, 2a en 2f; A 10, 4]
I-8
|
23277 |
hoogmis |
hoogmis:
de homes (L286p Hamont),
de womes (L286p Hamont),
də homəs (L286p Hamont),
də womməs (L286p Hamont),
də woməs (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Hoe heet de gezongen mis van de zondag? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
26374 |
hoogsel |
hoogsel:
hø̜xsǝl (L286p Hamont),
hoogsels:
hø̜xsǝls (L286p Hamont)
|
Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.]
I-13
|
33648 |
hoogte in een akker |
bult:
bø̄lt (L286p Hamont)
|
Verhoging in een akker of hoger gelegen stuk grond. [N 11, 3b; N 11A, 130a; monogr.]
I-8
|
22164 |
hooi |
hooi:
hoǝi̯ (L286p Hamont),
hu̯ǫi̯ (L286p Hamont),
hø̜̄i̯ (L286p Hamont),
hǫi̯ (L286p Hamont),
wǫi̯ (L286p Hamont),
wǭi̯ (L286p Hamont)
|
Gemaaid en op het veld drogend of gedroogd gras. In de klankkaart is de klankkleur (eerst velair, dan palataal) en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur en lengte staan steeds de diftongen vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht. [N 7, 58; N 14, 88b en 128a; JG 1a, 1b; A 10, 17 en 20; A 16, 1-4; L 1 a-m; L 27, 17; L 34, 70; L 38, 35-36; RND 122; Wi 52; S 14; R (s]
I-3
|
32950 |
hooi afladen |
afsteken:
āfstē̜kǝ (L286p Hamont)
|
Het lossen van de lading hooi. [N 14, 125]
I-3
|
32949 |
hooi binnenhalen |
binnendoen:
benǝdūu̯n (L286p Hamont),
binnenhalen:
benǝnhǭlǝ (L286p Hamont),
binnenvaren:
benǝvǭrǝ (L286p Hamont)
|
De algemene benaming voor het vervoeren van het hooi, van het veld waar het is gemaaid en gedroogd, naar de boerderij waar het zal worden opgeslagen als wintervoer. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. [N 14, 117; A 10, 17; A 16, 4b; L 38, 35; Lu 2, 34 II add.; monogr.]
I-3
|