21563 |
ijken |
ijken:
de gewichten iejken (L286p Hamont),
de gewichten ijken (L286p Hamont),
də gəwechtən īəkən (L286p Hamont)
|
De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22756 |
ijsbaan |
slipperbaan:
slepperbaoən (L286p Hamont),
slepərbōͅn (L286p Hamont)
|
Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
17942 |
ijsberen |
ronddrentelen:
rōndrä:ntələn (L286p Hamont),
rōͅnt dreͅntələn (L286p Hamont)
|
lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25154 |
ijspegel |
ijskegel:
ieskegel (L286p Hamont),
iskēgəls (mv.) (L286p Hamont),
īsskēgəl (L286p Hamont),
ijspiel:
iejspiel (L286p Hamont),
iespiel (L286p Hamont),
ijspin:
iespin (L286p Hamont),
iespinnen (L286p Hamont),
ps. is niet goed te lezen!
īspēwən (L286p Hamont)
|
ijskegel [ZND 36 (1941)] || ijspegels aan het dak of aan de vensterbanken [ijskeekels, -pinnen, -kikkels, kakels] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24174 |
ijsvogel |
ijsvogel:
īsfōgəl (L286p Hamont)
|
ijsvogel
III-4-1
|
18913 |
ijver |
ijver:
heei hit veul iever (L286p Hamont),
hij hit veul iejver (L286p Hamont),
hij hèt veul iejver (L286p Hamont),
hij hìt veul iever (L286p Hamont),
häj het vōͅl īvər (L286p Hamont),
häj zet vōͅl īvər (L286p Hamont),
īēvər (L286p Hamont)
|
Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] || ijver
III-1-4
|
25134 |
ijzel, bevroren neerslag |
ijzel:
hiejzel (L286p Hamont),
hiezel (L286p Hamont),
hīzəl (L286p Hamont),
īzəl (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
ijzel [ZND 36 (1941)] || ijzel, onderkoelde regen waarvan de straten spiegelglad worden [heezel, hijzel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
het hiezelt (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
hiejzelen (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
īzələn (L286p Hamont),
⁄t hīzəlt (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
ijzelen [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 36 (1941)]
III-4-4
|
26088 |
ijzerbalk van de hollandse molen |
ijzeren balk:
īzǝrǝ balk (L286p Hamont)
|
De horizontale balk waarin bij de Hollandse molen het boveneinde van de koning draait. Zie ook het lemma ɛijzerbalkɛ.' [N O, 51g; N O, 29d; A 42A, 17]
II-3
|
33420 |
ijzeren deurtje voor het ovengat |
scheel van de oven:
sxęl vān dǝn ōvǝn (L286p Hamont)
|
Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b]
I-6
|