e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klompriem klompenriem: klōmpǝrīm (Hamont) Leren band die over de klompopening van de lage en halfhoge klomp wordt bevestigd om te zorgen dat men de klomp tijdens het lopen niet verliest. De klompriem werd doorgaans niet door de klompenmaker, maar door de handelaar of door de klant zelf aangebracht. Een leren band op de klomp spijkeren noemde men in Sint-Truiden (P 176): een klonk beslaan (ǝnǝ kluŋk˱ bǝslōn). [N 60, 214c; N 97, 143; monogr.] II-12
klompschoen klompschoen: klōmpsXun (Hamont) klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)] III-1-3
klompspijkertje klompennageltje: klōmpǝnē̜gǝlkǝ (Hamont) Kort spijkertje met brede, platte kop waarmee de klompenriem aan de klomp wordt vastgemaakt. [N 97, 144; monogr.] II-12
klonteren klonteren: klōnteren (Hamont) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3
kloosterorde orde: ən streng orde (Hamont) Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)] III-3-3
kloven kloven: Mv. klyve.  kluf (Hamont), Mv.: klyef.  klōf (Hamont) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
kluit eitje: eikes (Hamont) bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] III-2-1
kluit aarde klot: klot (Hamont), klǫt (Hamont) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
knabbelen knabbelen: knāwən (Hamont, ... ) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knellen nijpen: nīpə (Hamont), nîpen (Hamont) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2