21567 |
kolonel |
kolonel:
ene kolonel (L286p Hamont),
kolenel (L286p Hamont),
ənə koləneͅl (L286p Hamont),
twee os ietwat lang
ne kolonnel (L286p Hamont)
|
Kolonel. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
19615 |
kom |
kom:
kom (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
koͅm (L286p Hamont)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] || kom
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
kumə (L286p Hamont)
|
komen [RND]
III-1-2
|
18835 |
komisch |
komiek:
kəmĭĕk (L286p Hamont)
|
komiek
III-1-4
|
33606 |
komkommer |
komkommer:
komkommer (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
koͅmkoͅmər* (L286p Hamont)
|
[ZND 41 (1943)]komkommer
I-7
|
20005 |
konijn |
konijn:
kniejn (L286p Hamont),
knīn (L286p Hamont),
kənīn (L286p Hamont),
ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130
kanin (L286p Hamont),
pl.
kənin (L286p Hamont)
|
konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
20133 |
konijnenjong |
truuke:
trūkə (L286p Hamont)
|
konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)]
III-2-1
|
21266 |
koning |
koning:
keuning (L286p Hamont),
kō[ə}neŋ (L286p Hamont),
kø.niŋ (L286p Hamont),
kōneŋ (L286p Hamont)
|
De zware staande as die bij de Hollandse molen de drijfkracht van de roeden overbrengt vanaf het aswiel via wieg of bovenbonkelaar en spoorwiel naar de rondsels van de staakijzers. Zie ook afb. 64.23. [N O, 50d; Sche 40; monogr.; A 42A, 14] || koning [RND], [ZND 28 (1938)]
II-3, III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
heer en dame:
icheb hier en dam van dherten biën (L286p Hamont),
stuk:
het stuk (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
22812 |
koning in het kaartspel |
heer:
hier (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
hīr (L286p Hamont),
Sub heer: Hij speelde de heer uit (kaartspel).
hīər (L286p Hamont)
|
Heer (kaartspel). || Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|