33896 |
krampig |
(het heeft) krampen:
krampǝn (L286p Hamont)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|
24197 |
kramsvogel |
kransvogel:
turdus pilaris
krānsfōgəl (L286p Hamont),
tjakker:
turdus pilaris
təaakər (L286p Hamont)
|
kramsvogel
III-4-1
|
25034 |
krassen |
bescharen:
bəschēͅrən (L286p Hamont)
|
krassen [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
krift (L286p Hamont),
ook in ZND 28, 048
kreeft (L286p Hamont)
|
kreeft [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
24339 |
krekel |
krekel:
krēkəl (L286p Hamont),
krêkel (L286p Hamont)
|
krekel [Willems (1885)]
III-4-2
|
20708 |
krentenbol |
krentenbol:
Syst. Frings
krēntəbōͅl (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenbrood:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
krîntenbrôêd (L286p Hamont),
krentenmik:
Syst. Frings
krēntəmek (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
krēntəmek (L286p Hamont)
|
krentenbrood [ZND 28 (1938)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
kreukel:
B.v. Jas vol kreukels.
krø̄kəl (L286p Hamont)
|
kreukel
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
fronsen:
Fr. froncer (=rimpelen, plooien), dat zelf weer uit frank. hrunkjan stamt. Vergelijk mnl. runke, oudnoors hrukka (=rimpel).
fronsen (L286p Hamont),
kreuken:
dè klëd kreukt (L286p Hamont),
trekken:
deͅ klījət träkt (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
fronsels maken aan een kledingstuk of stof || Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kermen:
kermt (L286p Hamont),
kruipen:
krypt (L286p Hamont),
steunen:
stønt (L286p Hamont)
|
hij kreunt van de pijn [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|