19353 |
lichtgeraakt, kregel |
gauw gelegd:
ook materiaal znd 28, 49
gaw gəlät (L286p Hamont),
gauw geraakt:
ook materiaal znd 28, 49
gauw gerakt (L286p Hamont),
krikkel:
ook materiaal znd 28, 49
krekəl (L286p Hamont)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21473 |
lid van een vereniging |
lid:
lid (L286p Hamont),
ə let van ən vərīnəgəŋ (L286p Hamont),
ə lid (L286p Hamont),
ən lid van de verènəging (L286p Hamont)
|
Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
lidmaat, ledematen:
letmōͅət (L286p Hamont),
letmoͅət (L286p Hamont)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
līt (L286p Hamont),
liedje:
lietjə (L286p Hamont),
liit(j)sje (L286p Hamont),
lītje (L286p Hamont),
lêeiken (L286p Hamont),
verkleinwoord
liejke (L286p Hamont)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || Lied. [Willems (1885)] || liedje [GTRP (1980-1995)] || Liedje.
III-3-2
|
19085 |
liegen |
liegen:
ge lièget (L286p Hamont),
līēgə (L286p Hamont),
līgən (L286p Hamont)
|
Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] || liegen [ZND 25 (1937)]
III-1-4, III-3-1
|
27466 |
lier |
treuil:
trø̜̄j (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Algemene benaming voor een hijswerktuig met horizontaal geplaatste as waarmee bijvoorbeeld mijnwagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden. Een lier kan met de hand of mechanisch, bijvoorbeeld elektrisch of met perslucht, worden aangedreven. Volgens Defoin (pag. 174) maakt men in Nederland naar aanleiding van de aandrijving een onderscheid tussen een windas en een lier: de windas wordt met de hand gedraaid en de lier met een motor. Omdat vraag N 95A, 13 vrij algemeen was gesteld ("Hoe noemt u een lier waarmee wagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden") en omdat de lier in de mijn voor veel doeleinden wordt gebruikt, zijn de antwoorden "Hollandse lier" (Q 21), "rooflier" (Q 21), "stijlentrekker" (L 374) en "koepe-lier" (Q 21) verplaatst naar respectievelijk de lemmata Rooflier, Stijlentrekker en Koepe-lier. De opgave "kolom" uit Q 21 is volgens de invuller een zuilenlier en de term "mopje" werd volgens de zegsman uit Q 121a gebruikt voor een kleine lier in doortochten. De term "lier" is volgens de respondent uit Q 121c een Nederlandse benaming die op de Domaniale mijn pas in zwang kwam toen er een Nederlands sprekend kader op de mijn tewerkgesteld werd. [N 95A, 13; monogr.; N 95, add.; Vwo 477; Vwo 797]
II-5
|
17647 |
lies |
lies:
lis (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
līs (L286p Hamont),
līs (L286p Hamont),
liezen:
lei̯sǝn (L286p Hamont),
vang:
vaŋ (L286p Hamont
[(achterste deel achter onderribben)]
)
|
de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
I-12, I-9, III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lievevrouwehennetje:
ook in ZND 16, 006
lievevrouwenhinneke (L286p Hamont),
onzelievevrouwehennetje:
onzelievevrouwehenneke (L286p Hamont),
oͅzəlivəvroͅuwənenəkə (L286p Hamont)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
legən (L286p Hamont)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenster:
dākvēnstǝr (L286p Hamont)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|