20725 |
limburgse kaas |
hervese kaas:
Syst. Frings
heͅrfsə kēͅs (L286p Hamont),
hɛrfsə kēͅs (L286p Hamont),
stinkende kaas:
Syst. Frings
steŋkəndə kēͅs (L286p Hamont),
stēŋkəndə kēͅs (L286p Hamont)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21478 |
liniaal |
regel:
ne regel (L286p Hamont),
nə rēgəl (L286p Hamont)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
33765 |
linkerkant van het paard |
binnenkantse kant:
benǝkānsǝ kānt (L286p Hamont)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
17867 |
links, linkshandig |
links:
leenksch (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
lēŋs (L286p Hamont),
links (L286p Hamont),
līnks (L286p Hamont)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse, een -:
een linksche (L286p Hamont),
ene linkse (L286p Hamont),
ne leenkschen (L286p Hamont),
ənə leenksche (L286p Hamont)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
22881 |
linksvoor |
linksbuiten:
rechts- / linksbuiten (L286p Hamont)
|
Hoe noemt U in uw dialect de speler, die in een voetbalteam de uiterst linkse of uiterst rechtse positie in de aanvalslijn bekleedt?
III-3-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝn (L286p Hamont),
lijwaad:
līvǝt (L286p Hamont),
linnengoed:
lenǝgūt (L286p Hamont)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
lep (L286p Hamont),
lepən (L286p Hamont),
lippen (L286p Hamont),
løp (L286p Hamont)
|
lip [RND] || rode lippen [ZND 30 (1939)] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
lep (L286p Hamont)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
24541 |
lis (alg.) |
lis:
lesən (?) (L286p Hamont)
|
lis [ZND 29 (1938)]
III-4-3
|