20830 |
bier |
bier:
bīēr (L286p Hamont),
bīi̯ər (L286p Hamont),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) ook ZND 22 vr. 27a
bīi̯ər (L286p Hamont),
bīr (L286p Hamont)
|
bier [RND], [ZND 06 (1924)], [ZND 27 (1938)]
III-2-3
|
20640 |
bierpap |
bierpap:
Syst. Frings
bīrpap (L286p Hamont),
bīərpap (L286p Hamont)
|
Bierpap (beerslemp?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20665 |
biersoep |
biersoep:
Syst. Frings
bīrsup (L286p Hamont),
bīərsup (L286p Hamont)
|
Soep, hoofdzakelijk gemaakt van bier (biersoep, beersop, bierzuipe) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33502 |
bieslook |
bieslook:
bislōk (L286p Hamont)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
34238 |
biestmelk |
biest:
best (L286p Hamont),
bist (L286p Hamont)
|
De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.]
I-11
|
33249 |
bietenloof, bladerkroon |
krotenblader:
krūǝtǝblǭr (L286p Hamont),
krotenloof:
krutǝlof (L286p Hamont),
loof:
lǭf (L286p Hamont)
|
De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48]
I-5
|
33254 |
bietenmolen |
krotenmachine:
krūtǝmašin (L286p Hamont),
krotenmolen:
krūtǝmø̄lǝ (L286p Hamont)
|
Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d]
I-5
|
33243 |
bietenplantjes |
plantjes:
plẽ̜ŋtjǝs (L286p Hamont)
|
Bietenplantjes als ze pas opgekomen zijn en uitgedund moeten worden. [N 12, 44; monogr.]
I-5
|
33244 |
bietenplantjes uitdunnen |
afdunnen:
āfdønǝ (L286p Hamont)
|
Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2]
I-5
|