19079 |
raad |
raad:
raoət (L286p Hamont)
|
raad
III-1-4
|
19225 |
raadsel |
raadsel:
rötsəl (L286p Hamont)
|
raadsel
III-1-4
|
22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
radzel (L286p Hamont),
reutselke (L286p Hamont),
røͅtsəl (L286p Hamont),
alternatief voor reutselke
reutsel (L286p Hamont)
|
Een raadsel. [ZND 06 (1924)] || Raadsel. [Willems (1885)]
III-3-2
|
24228 |
raaf |
raaf:
raaf (L286p Hamont)
|
raaf [Willems (1885)]
III-4-1
|
27904 |
raam |
raam:
rǭm (L286p Hamont)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
raampje:
rømkǝ (L286p Hamont)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
30313 |
raamvleugel |
raam:
rōm (L286p Hamont),
vleugel:
vlø̄gǝl (L286p Hamont)
|
Het draaiend deel van een raam. In L 270 bestond in oudere huizen een raam uit twee gedeelten. Het bovenstuk van zo'n raam kon naar binnen worden opengeklapt. Men noemde dit het 'bovenlicht' ('bǭvǝlēx'). Zie ook het lemma 'Bovenlicht'. [N 55, 40b; A 46, 10b; monogr.]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
aardig:
ook materiaal znd 19a, 003
ōͅrex (L286p Hamont),
raar:
raoər (L286p Hamont),
ook materiaal znd 19a, 003
rôâr (L286p Hamont),
vreemd:
d ɛs hi vrɛmd (L286p Hamont),
dines hi vremt (L286p Hamont),
zonderling:
ook materiaal znd 19a, 003
zondərleŋ (L286p Hamont)
|
Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)] || raar || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
graat:
(mv)
grǫǝdǝn (L286p Hamont),
grǫǝtǝn (L286p Hamont)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
33576 |
rabarber |
rabarber:
rəbarəbər* (L286p Hamont)
|
rabarber
I-7
|