id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18358 | rijglaars | get: getən (Hamont), rijglaars: reͅlērzə (Hamont) | laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)] || rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)] III-1-3 |
26610 | rijk malen | het spoedt goed: ǝt spujt ˲gut (Hamont) | Met veel winst malen, vlot malen. [N O, 36l; A 42A, add.] II-3 |
21435 | rijk zijn | in het geld zwemmen: ps. omgespeld volgens Frings. ent gēͅlt zwemən (Hamont), steenrijk zijn: ps. omgespeld volgens Frings. stīənrīk (Hamont) | Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1 |
21269 | rijkdom | rijkdom: ri.gdum (Hamont) | rijkdom [RND] III-3-1 |
21597 | rijke lieden | rijke lui: rieke lui (Hamont), rijke mensen: rikə mēnsən (Hamont) | Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1 |
21609 | rijksdaalder | rijksdaalder: ps. omgespeld volgens Frings. rēͅi̯ksdāldər (Hamont) | rijksdaalder, een ~ [vijftiger, knaak, ploegrol?] [N 21 (1963)] III-3-1 |
21476 | rijksveldwachter | veldwachter: v(tm)ldwāxtər (Hamont), veldwaachter (Hamont), vèldwaachter (Hamont) | Hoe zegt men dat iemand door den veldwachter in boete wordt geslagen? Vertaal: "De veldwachter zal hem ... [ZND 36 (1941)] III-3-1 |
21474 | rijkswachter | gendarme (fr.): genderm (Hamont), ənə zjəndêrəm (Hamont) | Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1 |
26478 | rijn | rijn: rīn (Hamont) | Algemene benaming voor het van vier klauwen voorziene ijzeren kruis in het middengat van de draaiende molensteen dat dient om de draaiïng van het staakijzer op de steen over te brengen. Zie voor de benamingen voor speciale rijntypen de lemmata ɛtweetakrijnɛ, ɛdrietakrijnɛ en ɛbalanceerrijnɛ.' [N O, 15a; A 42A, 20; N D, 18; Sche 45; Vds 84; Jan 122; Coe 100; Grof 120] II-3 |
20816 | rijp | rijp: rīēp (Hamont) | rijp [RND] III-2-3 |