32834 |
rollen |
omdraaien:
ømdrē̜jǝn (L286p Hamont),
wellen:
wɛlǝ(n) (L286p Hamont)
|
De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-11, I-2
|
33473 |
rond gat boven in de schuurgevel |
lochtraam:
lǭxtrǭm (L286p Hamont),
trekgat:
(mv)
trɛk˲gǭtǝ (L286p Hamont)
|
Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153]
I-6
|
20705 |
rond wittebrood |
mik:
Syst. Frings
mek (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
steenmik:
Syst. Frings
stiənmek (L286p Hamont),
vloermik:
Syst. Frings
vlū(ə)rmek (L286p Hamont)
|
Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32801 |
rondeggen |
rond[eggen]:
rǫ.nt˱[eggen] (L286p Hamont)
|
Manier van eggen, waarbij de akker vanuit het midden of vanaf de kanten bewerkt wordt in ronden die steeds groter resp. kleiner worden. Zie verder de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 177a]
I-2
|
27525 |
rondleiding |
groot bezoek:
gruǝt bdzyk (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.]
II-5
|
26272 |
rondsel |
rondsel:
ronsǝl (L286p Hamont),
rontsǝl (L286p Hamont)
|
Het spijlen- of stavenrad dat aan de bovenzijde van het staakijzer is bevestigd. Bij de standerdmolen loopt dit rad in het aswiel, bij de Hollandse molen in het spoorwiel. Het rondsel is opgebouwd uit twee evenwijdige schijven die verbonden zijn door op regelmatige afstand loodrecht geplaatste staven. Zie ook afb. 58 en 59 en de toelichting bij het lemma ɛrondsel van de watermolenɛ.' [N O, 14a; A 42A, 11; Sche 42; N O, 41f; N D, 21; N D, 25]
II-3
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
ronddolen:
rŏnddoolen (L286p Hamont),
ronddwalen:
rōntdwōͅələn (L286p Hamont),
rondrakken:
rōntrakən (L286p Hamont),
rondratsen:
rōntratsən (L286p Hamont),
roͅnt ratsən (L286p Hamont),
rondzwerven:
rondzwerven (L286p Hamont)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] || ronddolen [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
34597 |
rongblokken |
romblokken:
rombløk (L286p Hamont),
romblø̜k (L286p Hamont),
(enkelv)
romblǫk (L286p Hamont)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
leerstekken:
lirstɛkǝn (L286p Hamont),
romstekken:
(enkelv)
romstɛk (L286p Hamont),
rongblok:
roŋblǫk (L286p Hamont),
rongen:
roŋǝ (L286p Hamont),
rongstekken:
(enkelv)
roŋstęk (L286p Hamont),
stekken:
(enkelv)
stēk (L286p Hamont)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|
34599 |
rongogen |
rongkoter:
rǫŋkōtǝr (L286p Hamont)
|
Metalen krammen waarin de rongen gestoken werden om ze aan de draagbalk van de bak te bevestigen. [N 17, 32; N G, 60e; monogr]
I-13
|