17641 |
ruggenwervel |
wervel:
weͅrvəl (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
33989 |
rugnet |
rugnet:
røxnęt (L286p Hamont)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
33974 |
rugriem |
rugriem:
røxrim (L286p Hamont)
|
Riem die een paard dat niet tussen berries is ingespannen op de rug draagt om de strengen op te houden. De rugriem wordt ook gebruikt bij het voorste van twee ingespannen paarden. [JG 1b, 1c, 1d; N 13, 69]
I-10
|
21936 |
ruien |
ruizelen:
ry(3)̄zələ (L286p Hamont)
|
ruien
III-4-1
|
33367 |
ruif voor de koeien |
hooireep:
hø̄u̯rīǝp (L286p Hamont)
|
Naar aanleiding van de vraag naar de "verstelbare voerluiken" (2.2.20) werden ook benamingen voor een ruif gegeven. Een ruif met hooi voor de koeien kwam in de oude potstaal nog vaak voor (zie de foto van afbeelding 7 bij het lemma "potstal" (2.2.2), afb. 7); in de stallen met een koeienstand vindt men deze niet meer. Vaak is er alleen in de paardestal een ruif; zie het lemma en de kaart "paarderuif" (2.3.2). [N 5A, 37d]
I-6
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
rījkə (L286p Hamont),
rykən (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
rû:kən (L286p Hamont)
|
rieken [ZND 25 (1937)], [ZND m] || ruiken [N 10b (1961)]
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
ruilen:
ewlə weli əs r"lə (L286p Hamont),
willen ve`s rullen (L286p Hamont),
willen w`es rullen (L286p Hamont),
ruilen
røllən (L286p Hamont),
Sub ruilen.
prēntjəs rølə (L286p Hamont),
wisselen:
willen wellie is wissele (L286p Hamont)
|
Prentjes ruilen. || Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)] || Willen we eens ruilen? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
33435 |
ruimte waar men stro hakselt en bewaart |
hakselhok:
hɛksǝlhǫk (L286p Hamont)
|
Het stro dat als veevoer wordt gebruikt, wordt gehakseld (in stukken gesneden) en bewaard in een speciaal daartoe ingerichte "hakselbewaarplaats", of ergens waar toevallig plaats is (meestal in de schuur). Zie ook aflevering I.4, paragraaf 6.4 (blz. 149) over het snijden van het stro. Een aantal benamingen betreft niet de ruimte in de zin van een vertrek, maar een kist, bak of ton waarin het stro gehakseld dan wel het haksel bewaard wordt. De bewerkingen, hakselen, snijden en bewaren, worden in het lemma weerspiegeld. Opgaven als "in de schuur" of "in het kafhuis" zijn hier niet gehonoreerd. [N 5A, 72a en 72b; div.; monogr.]
I-6
|
33750 |
ruin |
ruin:
røn (L286p Hamont)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
koeken:
koeke (L286p Hamont),
kukə (L286p Hamont),
Koeken uitspelen.
kukə (L286p Hamont),
ruiten:
rōēte (L286p Hamont),
rutə (L286p Hamont),
rutən ōͅs (L286p Hamont)
|
Koeken: (kaartspel) ruiten. || Ruiten: ruiten aas (kaartspel). [ZND 06 (1924)] || Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|