21081 |
sabbelen |
sabberen:
zabərən (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23288 |
sacramentsprocessie |
sacramentsprocessie (<lat.):
sacrameentsprocessie (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
sacrementsprocessie (L286p Hamont)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
28592 |
salpeter |
salpeter:
sǫlpiǝtǝr (L286p Hamont)
|
Chemische stof waarmee bijen bedwelmd worden. [N 63, 77d, N 63, 77c; N 63, 77b; JG 1b]
II-6
|
21571 |
salueren |
aanslaan:
də soldōͅtən mutən ōͅənslōͅən (L286p Hamont),
oânsloân (L286p Hamont)
|
De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
21332 |
samenspannen |
samenheulen:
di twījə h"lən sāmən (L286p Hamont),
twee handen op een buik zijn:
dat zijn twee handen op een buik
deͅ zin twījə hḁ̄n oͅp jänə buk (L286p Hamont)
|
Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
18294 |
sandaal |
sandaal:
sandōͅəl (L286p Hamont),
schandaal:
[sic]
sXandoͅəl (L286p Hamont)
|
sandaal [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28797 |
satijn |
satijn:
satīn (L286p Hamont)
|
Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.]
II-7
|
21028 |
saus |
saus:
sààws (L286p Hamont)
|
saus [RND]
III-2-3
|
21025 |
savooiekool |
savooi:
savoͅij* (L286p Hamont),
savoͅiən (L286p Hamont)
|
[Goossens 1b (1960)]savooi
I-7
|
23230 |
scapulier |
scapulier:
schabbelīr (L286p Hamont),
schapulīr (L286p Hamont)
|
Schapulier. [ZND 06 (1924)]
III-3-3
|