20577 |
tabakspruim |
pruim:
prŏĕm (L286p Hamont),
sjiek:
sĭĕk (L286p Hamont)
|
pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
toͅfəl (L286p Hamont, ...
L286p Hamont,
L286p Hamont),
tòfəl (L286p Hamont)
|
de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || een schoon tafel krassen (met een spijker, enz.) [ZND 28 (1938)] || tafel [ZND 49 (1958)]
III-2-1
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
toͅfəlmɛ̄s (L286p Hamont)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19833 |
tafelpoot |
poot:
puət (L286p Hamont)
|
tafelpoot [DC 49 (1974)]
III-2-1
|
24727 |
takken (coll.) |
kruin:
krūn (L286p Hamont),
top:
top (L286p Hamont)
|
takken, coll. [ZND 35 (1941)]
III-4-3
|
19650 |
tamme kanarie |
chineesje:
šinēskə (L286p Hamont),
kanarie:
kənāri (L286p Hamont)
|
kanarie
III-2-1
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
ta.nt (L286p Hamont
[(mv tān/tǭǝn)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
laŋ tān (L286p Hamont),
lāŋ tōͅn (L286p Hamont)
|
lange tanden [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tān (L286p Hamont)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|