34289 |
tuieren |
tuieren:
ty.rǝn (L286p Hamont),
tȳrǝn (L286p Hamont)
|
Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.]
I-11
|
34296 |
tuierhamer |
klophamer:
klǫphāmǝr (L286p Hamont)
|
De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15]
I-11
|
34293 |
tuierpaal |
melkpaal:
mɛlkpǭl (L286p Hamont),
tuier:
tȳ.r (L286p Hamont),
tȳr (L286p Hamont)
|
De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71]
I-11
|
34292 |
tuiertuig |
tuier:
tȳr (L286p Hamont)
|
Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h]
I-11
|
19772 |
tuin |
hof:
hōf (L286p Hamont)
|
hof [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
33506 |
tuinbonen |
labbonen:
labūən* (L286p Hamont),
paardsbonen:
peͅrzboon* (L286p Hamont)
|
tuinboon
I-7
|
30191 |
tuinen |
oplokselen:
ǫplyksǝlǝn (L286p Hamont)
|
Vlecht- en pleisterwerk herstellen of vernieuwen. Het lemma bevat algemene benamingen voor het herstelwerk aan vakwerk, maar ook termen die specifiek het repareren van het pleisterwerk ('bijplekken', 'bijklenen', 'plaasteren', etc.) of het aanbrengen van nieuw vlechtwerk ('hervitsen', 'opnieuw vitsen', etc.) aanduiden. Het woordtype 'tuinen' is ook in L 332, Q 28 en Q 98 bekend. Het wordt daar echter uitsluitend gebruikt voor het dichten van hagen of het afrasteren van weilanden. [N 4A, 53i]
II-9
|
33542 |
tuinkervel |
kelver:
kelver (L286p Hamont),
keͅləvər (L286p Hamont),
kervel:
kervel (L286p Hamont),
keͅrvəl (L286p Hamont),
keͅrəvəl* (L286p Hamont)
|
[Goossens 1b (1960)]kervel [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33615 |
tuinman, boomkweker |
boomkweker:
JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.
buəmkwiəkər (L286p Hamont)
|
[RND 08]
I-7
|
30188 |
tuinmuur |
lemen muur:
līmǝ mȳr (L286p Hamont)
|
Uit horizontale en verticale balken samengestelde wand die is opgevuld met vlechtwerk en vervolgens is afgesmeerd met leemspecie. In plaats van vlechtwerk kunnen ook bakstenen worden gebruikt. [S 42; N 4A, 53f; N F, 56b; N 31, 45a; monogr.; N 4A, 52f; N 4A, 52d]
II-9
|