18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
de is natuurlijk (L286p Hamont),
des naturlijk (L286p Hamont),
des neturlek (L286p Hamont),
dè is naturlək (L286p Hamont),
dəs natyrlək (L286p Hamont)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21254 |
varen |
varen:
vōāren (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
vōͅrə (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
varen [ZND 08 (1925)], [ZND m]
III-3-1
|
34297 |
varken |
kuus:
kys (L286p Hamont),
varken:
vē̜rǝkǝn (L286p Hamont),
vęrkǝ (L286p Hamont),
vɛ.rǝkǝn (L286p Hamont),
vɛrǝkǝn (L286p Hamont),
vɛ̄rǝkǝn (L286p Hamont),
varkentje:
vērǝkskǝn (L286p Hamont)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34298 |
varken (bijzondere namen) |
kuus:
kys (L286p Hamont)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
lyǝpǝr (L286p Hamont),
lȳpǝr (L286p Hamont),
lȳǝpǝr (L286p Hamont),
lø̄i̯pǝr (L286p Hamont),
lōpǝr (L286p Hamont)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
vetmaken:
vętmākǝn (L286p Hamont)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
33359 |
varkensketel |
stoomketel:
stōǝmkētǝl (L286p Hamont),
varkensketel:
vɛrǝkǝnskētǝl (L286p Hamont),
vɛ̄rǝkǝskē̜tǝl (L286p Hamont)
|
De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c]
I-6
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkenskooi:
vɛ.rǝkǝskūi̯ (L286p Hamont),
vɛ̄.rǝkǝskȳi̯ (L286p Hamont),
vɛ̄.rǝkǝskø̜̄i̯ (L286p Hamont),
varkenskooien:
vɛrǝkǝskȳi̯ǝn (L286p Hamont),
varkensstal:
vɛrǝkǝs[stal] (L286p Hamont)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trōx (L286p Hamont),
trǫ.x (L286p Hamont),
varkensbak:
vɛ̄rǝkǝs˱bak (L286p Hamont)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
gesmolten vet:
gəsmoͅltə veͅ.t (L286p Hamont),
vet:
veͅt (L286p Hamont)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)] || reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|