30336 |
vensterblinden |
blaffeturen:
plafǝtȳrǝn (L286p Hamont)
|
Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.]
II-9
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
blafǝtyrǝn (L286p Hamont),
plafǝtȳrǝn (L286p Hamont)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
27646 |
verbandkamer |
infirmerie/infirmerij:
ɛ̃fǝrmǝrī (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Zolder])
|
Ruimte bovengronds waar onder leiding van een bedrijfs- of mijnarts verwondingen behandeld kunnen worden. [N 95, 26; N 95, 951; N 95, 952; monogr.]
II-5
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
verbērgen (L286p Hamont),
vərbeͅrgən (L286p Hamont)
|
verbergen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
22884 |
verdediger |
back (eng.):
Bak.
bak (L286p Hamont)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
19377 |
verdieping |
verdieping:
vərdīp (L286p Hamont),
zeshonderd:
zɛshǫndǝrt (L286p Hamont
[(Eisden)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Indien men met de schacht(en) tot een bepaalde diepte in het carboongesteente is doorgedrongen, wordt vanuit de schacht een aantal nagenoeg horizontale gangen gedreven. Door deze gangen worden de koollagen in het mijnveld ontsloten. Het uiteindelijke netwerk van deze gangen vormt de verdieping. Een invuller uit Q 121 maakt voor de Domaniale mijn een onderscheid tussen een verdieping bij een hoofdschacht en een verdieping bij een tussenschacht. De eerstgenoemde verdieping noemt hij een "zool" terwijl de verdieping van een tussenschacht volgens hem als een "gesetz" wordt betiteld. De zegsman uit L 286 merkt voor de mijn in Eisden op dat men daar de verdiepingen voorziet van een nummer, bijvoorbeeld "zeshonderd". [N 95, 381; N 95, 174; monogr.] || verdieping
II-5, III-2-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
nodigheid:
cf. Weijnen Etymologisch dialectwoorden boek p. 136-137 s.v. noeiïgheid
noei-j-ighèèid (L286p Hamont),
verdriet:
vərdrīēt (L286p Hamont)
|
verdriet || verdriet, spijt
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
verdrogen:
vǝrdrȳgǝn (L286p Hamont)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
17936 |
verdwenen |
foetsie:
foetsie (L286p Hamont)
|
weg, verdwenen, zoek
III-1-2
|
30596 |
verf |
verf:
vęrǝf (L286p Hamont)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|