18297 |
bontkraag |
pels:
pēͅls (L286p Hamont),
pelsen kraag:
pēͅlsəkrāX (L286p Hamont)
|
kraag van bont [N 23 (1964)] || pels op een jas; pelskraag
III-1-3
|
18682 |
bontmantel |
bontmantel:
bontmāntəl (L286p Hamont)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22552 |
boog |
boog:
baog (L286p Hamont),
boog (L286p Hamont),
boog en pil[ə} (L286p Hamont),
ene boog en pil[ə} (L286p Hamont),
ene boohch (L286p Hamont),
Met de boog schieten.
bōch (L286p Hamont),
spuulgoedautos, pijl en boog,cowboy spelen, ridder spelen,stripverhalen lezen.
pijl en boog (L286p Hamont)
|
boog [GTRP (1980-1995)] || Boog. [Willems (1885)] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] || Wetenswaardigheden. [SND (2006)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
buəm (L286p Hamont)
|
boom [RND]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
bogaard:
bōgərt (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
24127 |
boomkruiper |
boomkruipertje:
certhia brachydactyla
būəmkrupərke (L286p Hamont)
|
boomkruiper
III-4-1
|
24128 |
boomleeuwerik |
boomliewerk:
būəmløͅuərək (L286p Hamont)
|
boomleeuwerik
III-4-1
|
31699 |
boomstam |
boomstam:
būǝmstam (L286p Hamont)
|
De stam, ontdaan van kruin, takken en worteleind. [N 50, 13; monogr.]
II-12
|
24511 |
boomstronk |
boompoest:
buəmpust (L286p Hamont),
poest:
pust (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
stronk:
stroͅnk (L286p Hamont)
|
boomstronk [ZND 07 (1924)] || stronk
III-4-3
|
34565 |
boomwagen |
boomkar:
buǝmkɛr (L286p Hamont),
nuts:
nøts (L286p Hamont)
|
Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.]
I-13
|