33397 |
zeugekooi |
houter:
hǭutǝr (L286p Hamont),
zogekooi:
zōgǝkȳi̯ (L286p Hamont)
|
De aparte kooi of betimmering in een varkenshok die verhindert dat de zeug de biggen met haar zware lijf dooddrukt. Vroeger werden daarvoor op ongeveer 15 tot 20 cm afstand van de bodem en van de muren van de stal houten balken van ongeveer 12 cm dikte aangebracht. De ruimte tussen balken en vloer kan dan door de biggen als vluchtweg gebruikt worden. Tegenwoordig bevindt de zeug zich in een apart hok, waarvan aan twee kanten de onderste plank ontbreekt zodat de biggen bij de tepels kunnen die door de openingen steken. [N 5A, 62a; N 19, 18; N 76, 41d]
I-6
|
19718 |
zeven |
ziften:
ziften (L286p Hamont),
zijen:
door een zeef doen
zeͅi̯ə (L286p Hamont)
|
zeven; Hoe noemt U: Door een zeef laten lopen (zeven, ziften) [N 80 (1980)] || zijen
III-2-1
|
33146 |
zeven met de handzeef |
ziften:
zeftǝ (L286p Hamont),
zextǝn (L286p Hamont)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
17693 |
zeveren |
zeveren:
ziəvərt (L286p Hamont)
|
Het kind zevert (als het tanden krijgt). [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
18581 |
zich aankleden |
aandoen:
Sub kleden.
ōͅəndūn (L286p Hamont)
|
klederen aandoen
III-1-3
|
21298 |
zich bemoeien met |
moeien:
mujən (L286p Hamont)
|
ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)]
III-3-1
|
19319 |
zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon |
het hoog in hebben:
tôêg en émmə (L286p Hamont)
|
het hoog in hebben; hoogmoedig zijn
III-1-4
|
19047 |
zich inbeelden |
zich inbeelden:
ook materiaal znd 27, 39
zex ēnbīələn (L286p Hamont)
|
inbeelden [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
taai melken:
tē̜j męlǝkǝn (L286p Hamont)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wentelen:
we.ntǝlǝn (L286p Hamont)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|