18787 |
breinaald |
breiijzer:
brä:jīzørs (L286p Hamont)
|
Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
24475 |
brem |
brem:
brem (L286p Hamont),
-
brem (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
brim (L286p Hamont)
|
brem [DC 47 (1972)] || brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)]
III-4-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
bringen (L286p Hamont)
|
brengen [ZND m]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
brəteͅlə (L286p Hamont),
lits:
letsən (L286p Hamont)
|
bretellen || bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
br"k (L286p Hamont)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
33752 |
breukhengst |
gebroken hengst:
gǝbrōkǝn hęŋst (L286p Hamont)
|
Een hengst waarbij door het castreren een darmuitstulping optreedt. [N 8, 61c]
I-9
|
21250 |
brief |
brief:
bri.f (L286p Hamont)
|
brief [RND]
III-3-1
|
21205 |
briefkaart |
postkaart:
Sub post [post], sam.
postkaart (L286p Hamont)
|
postkaart, briefkaart
III-3-1
|
33840 |
briesen |
briesen:
brisǝ (L286p Hamont),
bruisen:
brū.sǝn (L286p Hamont)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
19419 |
briket |
briket:
brikeͅ (L286p Hamont),
eierkolen:
äjerkōlen (L286p Hamont)
|
bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] || briket
III-2-1
|