e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeden, op eieren zitten broeden: bryǝn (Hamont), brȳi̯ǝn (Hamont) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren brok: brōk (Hamont), brǫk (Hamont) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeder broeder: beͅ də bry(3)̄rs (Hamont), bry(3)̄rə (Hamont), bryr (Hamont), hij gēt ne de broedersschool (Hamont) Broeder. [ZND 11 (1925)] || Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)] III-3-3
broedhen broedhen: brøu̯hen (Hamont) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broedse kip die men niet wil laten broeden broeier: bryi̯ǝr (Hamont) [N 19, 43b] I-12
broek boks: boks (Hamont), bǫks (Hamont  [(Eisden)]   [Maurits]), boks van achterhaam: boks ˲van axtǝrhām (Hamont), broekriem: broekriem (Hamont) Broek gemaakt van zeer stevige stof en voorzien van dubbele knieēn. Volgens een informant van Q 121 is de "kuilboks" een onderdeel van de "kuilmontuur". [N 95, 61; monogr.] || De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10, II-5
broek: algemeen boks: boͅks (Hamont, ... ), WNT bokse en Win. Roukens IA, p.205. Zie ook P.A.F. van Veen, Etymologisch Woordenboek. Van Dale Lexicografie, Utrecht, 1989: boks: nevenvorm van bus (=doos, blik) < lat. buxus; in tegenstellng tot bus evenwel niet geassimileerd. De betekenis is dus: koker, (broeks)pijp.  boks (Hamont), broek: bruk (Hamont, ... ) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || broek met een split aan de voorkant [fluitjesbroek] [N 23 (1964)] III-1-3
broekkettingen achterhaamkettingen: āxtǝrhāmkęteŋǝn (Hamont), kettinkjes voor achterhaam: kęteŋskǝs ˲vør āxtǝrhām (Hamont) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp boksenpijp: boͅksəpīəpən (Hamont) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenband: boͅksəbānt (Hamont), riem: B.v. Lederen riem.  ri.m (Hamont) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || riem III-1-3