e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dom stom: stóm (Hamont) stom III-1-4
domme man klos: cf. WNT VII-2 kol. 4376 s.v. "klos (I)"i.  klòs (Hamont), kluppel: kluppel (Hamont), kuiken: kuuk (Hamont), onwijs, een -: mar.: = zelfst. nmw.! (lelijke onwijs!)  ónwīēs (Hamont), snul: snul (Hamont) domme man of vrouw || domme persoon || domme persoon, stijve hark || onnozele hals, domkop || onverstandig iemand, gek III-1-4
domme vrouw stomme geit: stóm gééjt (Hamont), trut: trut (Hamont, ... ) domme vrouw || onhandig, dom of flauw vrouwspersoon || onhandig, dom vrouwspersoon III-1-4
dompelen duwen: in t wōətər dowən (Hamont), in het water duwen: ps. deels omgespeld volgens Grootaers.  in ⁄t [wōͅətər doͅwən (Hamont, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: dondərən (Hamont, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || donderen [hommelen] [N 22 (1963)] III-4-4
donderwolk donderwolk: doͅndərwoͅlək (Hamont), onweerswolk: onwèrswolk (Hamont), onweerswolken: onweͅrswoləkən (Hamont) donderwolk [ZND 33 (1940)] || zware wolken die onweer brengen [donderkoppen, -bloesem] [N 22 (1963)] III-4-4
donderx donder: dondər (Hamont, ... ) donder [N 22 (1963)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker, duisterx donker: dōnkər (Hamont) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
donkerbruine koe vale koe: vǫǝl [koe] (Hamont) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a] I-11
dons, nestveren duivelshaar: dy(3)̄vəlshōͅr (Hamont) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1