19657 |
dweilen |
dweilen:
dwēͅlə (L286p Hamont)
|
dweilen
III-2-1
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwengə (L286p Hamont)
|
dwingen
III-1-4
|
20391 |
echtgenote |
eega:
cf. VD s.v. ""eega, eegade"= echtgenoot, echtgenote
ega (L286p Hamont),
madame (fr.):
madame (L286p Hamont),
mevrouw:
mevròw (L286p Hamont),
moeder de vrouw:
mŏĕddər də vròw (L286p Hamont),
vrouw:
vròw (L286p Hamont),
wederhelft:
widdərhélft (L286p Hamont)
|
vrouw (echtgenote) [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
21313 |
eed |
eed:
ī[j}ət (L286p Hamont)
|
eed [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
ēŋkhø̄ərkə (L286p Hamont),
ook ZND 02, 008
eekeurken (L286p Hamont)
|
eekhoorn [ZND 01 (1922)] || eekhoorntje
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zweel (L286p Hamont),
zweel in zien haan (L286p Hamont),
zwēl (L286p Hamont),
zwēlən en zin hān (L286p Hamont),
zwēͅlən (L286p Hamont),
Vernl. zwil.
zwee-j-el (L286p Hamont)
|
eelt || een blaar in de handen door het vasthouden van een werktuig, bv. een hamer [ZND 32 (1939)] || Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
zweelwrat:
zwelvrat (L286p Hamont)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
32365 |
een boomstam afschrijven |
afritsen:
afretsǝ (L286p Hamont)
|
Een streepje kerven op de boomstam op de plaats waar gezaagd moet worden. De boomstam wordt vervolgens met behulp van een trekzaag in een aantal stukken gezaagd, die ieder de lengte van een klomp hebben. In Hamont (L 286) werd voor dit werk een motorzaag gebruikt. Zie ook de lemmata ɛtrekzaagɛ, ɛboomzaagɛ en ɛafkortenɛ in de paragraaf over de vaktaal van de houtzager.' [N 97, 42]
II-12
|
20505 |
een borrel drinken |
een borrel pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
boͅrəl pakən (L286p Hamont),
een borrel proeven:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
nə boͅrəl pryvən (L286p Hamont),
een druppel drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
nən dröpəl drēnkən (L286p Hamont),
proeven:
prūūven (L286p Hamont)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] || jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən boͅtəram smīərə (L286p Hamont)
|
smeren [RND]
III-2-3
|